Skip to main content

Update n.a.v. de drie uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 26 februari

04 maart 2021

Hier volgt een update naar aanleiding van de drie uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 26 februari 2021.

De rechtbank komt in de zaken van de individuele belanghebbenden in duidelijke bewoordingen tot het oordeel dat de polishouders wel belanghebbenden zijn en dat zij dus ontvankelijk zijn in hun bezwaar. DNB moet naar aanleiding van deze uitspraken een nieuwe beslissing op bezwaar nemen.

DNB kan alsnog in het nieuw te nemen besluit het bezwaar gegrond achten en bijvoorbeeld van Optas/Aegon eisen dat deze de polishouders (die tijdig bezwaar hebben ingesteld) compenseert voor de schade die zij lijden door het mislopen van het fiscale voordeel.

Zij kan het bezwaar echter ook weer afwijzen (ongegrond achten). Er zijn dan met name twee punten die DNB in dat nieuwe besluit goed moet onderbouwen respectievelijk motiveren:

  • dat niet een vierde of meer van de polishouders verzet heeft aangetekend tegen de voorgenomen fusie. DNB zal hiertoe volgens ons met harde cijfers moeten komen en die moeten dan in de procedure gecontroleerd worden. Wij beschikken in ieder geval over harde cijfers op basis waarvan onderbouwd kan worden dat een aanzienlijk aantal polishouders zich verzet heeft tegen het voornemen van de fusie en de daaruit voortvloeiende portefeuilleovergang (dat zijn naast de brieven van de individuele werknemersook de brieven van de havenwerkgevers, waarvan DNB geaccepteerd heeft dat die gelden als een verzet namensalle werknemers en gepensioneerden van de werkgeverdie de brief heeft verstuurd);
  • dat er geen bedenkingen zijn tegen de fusie/portefeuilleoverdracht. Die bedenkingen liggen in dit geval voor de hand: de polishouders gaan er door de fusie op achteruit, omdat de rendementen van Aegon ten behoeve van de polishouders fiscaal ongunstiger worden behandeld en dat leidt ertoe dat de polishouders een lager netto rendement ontvangen. Dat zou op zijn minst gecompenseerd moeten worden, zo menen wij. Dit oordeel van DNB, als het wederom negatief voor de polishouders zou uitvallen wordt door de rechter (vermoedelijk) marginaal getoetst. Dus daar heeft DNB iets meer speelruimte.

DNB kan hoger beroep bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven tegen de uitspraken van de rechtbank instellen. Overigens heeft het instellen van hoger beroep geen schorsende werking. Dat wil zeggen dat DNB, als zij hoger beroep instelt hangende het hoger beroep verplicht blijft een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, tenzij zij met succes in een voorlopige voorziening verzoekt om schorsing van de uitspraak van de rechtbank. Als DNB alsnog gelijk zou krijgen in hoger beroep is de uitspraak van de rechtbank van tafel en blijven de besluiten waarin de bezwaren op formele gronden zijn afgewezen in stand.

Wij zullen bij (de advocaat van) DNB aandringen op een spoedige hervatting van de bezwaarprocedure. Dan komen we ook meteen te weten of DNB hoger beroep zal instellen al of niet in combinatie met een voorlopige voorziening.

Naar aanleiding van de uitspraak in de zaak van FNV cs hebben wij de volgende opmerkingen:

De rechtbank komt tot de conclusie dat FNV cs. destijds te laat bezwaar heeft ingesteld. Onze advocaat zegt hierover het volgende:

  • Er zijn in deze specifieke zaak goede argumenten op grond waarvan betoogd kan worden dat FNV een langere termijn moet worden gegund dan de twee weken waar de rechtbank over spreekt. Met het oog daarop ligt het instellen van hoger beroep voor de hand.
  • De vraag is nog wel of het nodig is hoger beroep in te stellen. Dat is niet het geval als DNB bereid is toe te zeggen dat een nieuw besluit op bezwaar in het kader van de fusie/portefeuilleovergang jegens alle polishouders en dus niet alleen jegens de polishouders die bezwaar hebben aangetekend zal gelden. Onze advocaat zal hierover in overleg treden met de advocaat van DNB.

Het is dus nog even afwachten wat het contact tussen onze advocaat en advocaat DNB gaat opleveren en of wij wel of niet hoger beroep zullen instellen.
De kosten van het hoger beroep zijn geschat op € 6000,00 en valt nog binnen het mandaat waarmee tot nu toe gewerkt wordt.
In ons vorige schrijven hebben wij per abuis aangegeven dat er een mandaat was van de werkgevers van maximaal € 9000,00. Dit bedrag moet € 8000,00 zijn. Dit geeft in ieder geval het volgende beeld: 13 werkgevers en FNV Havens leggen gezamenlijk maximaal € 112.000 bijeen. Hiervan was tot aan de uitspraak een bedrag van € 51.000,00 van gebruikt.

Zodra er meer nieuws is zullen wij ons weer melden.

Met vriendelijke groet,

Niek Stam Bestuurder FNV Havens
Anton van Leeuwen Advocaat
Bart van Leeuwen Pensioenadviseur
Bas van der Meulen Kaderlid Pensioenen