Skip to main content

DE VAKBONDEN DAGEN APMTR EN APMT MVII VOOR DE RECHTER

04 februari 2016

EN KORTE UPDATE VERKENNENDE GESPREKKEN SECTORAAL OVERLEG

 

AKKOORD APMTR-DIRECTIE MET DE OR APMTR
Vlak voor de 24-uursstaking, op 7 januari 2016, sloot de directie van APMTR een akkoord met de ondernemingsraad APMTR. Daarin werd vastgelegd: een werkgarantie voor de vaste werknemers tot juli 2020, dat de ontslagvergoeding die nu in de cao staat betaald wordt in het jaar daarna (mocht iemand in dat jaar ontslagen worden), een afscheidspremie voor jaarcontractanten die niet kunnen blijven en verder werd afgesproken dat de bestaande senioren haven fit regeling zou worden uitgebreid.


Dergelijke afspraken kunnen ook in het sectorale overleg gemaakt worden. In het sectorale overleg kunnen daarnaast bedrijfsoverstijgende afspraken gemaakt worden, die ook iets betekenen aan de werkzekerheid van collega’s buiten APMTR (denk aan de verhurende sector, denk aan RPS). De noodzaak om op 7 januari snel afspraken op bedrijfsniveau te maken, ontbrak dus. Of de motivatie moet zijn geweest werknemers bij APMTR dermate in verwarring te brengen, dat zij niet zouden deelnemen aan de op handen zijnde staking.

 

TRIOOTJE

Dat de directie APMTR een vluggertje deed met de OR, terwijl ze in sectoraal verband met vakbonden in gesprek waren, is niet netjes, maar niet verboden. Het ging eigenlijk zelfs om een triootje, waarbij ook de directie van APMT MVII meegenoot van de bereidwilligheid van de OR APMTR, maar ook dat is niet op zichzelf verboden.


Dat APMTR en APMT MVII de afspraken met de OR APMTR vervolgens aan individuele werknemers ter ondertekening aanboden, met de toelichting dat mensen door het zetten van een handtekening aanspraak kunnen maken op de afspraken uit het akkoord met de OR, is wel in strijd met de cao’s. Daarin staat klip en klaar dat de werkgever zich verplicht om alleen arbeidsvoorwaarden aan te bieden die in de cao of daarna met vakbonden zijn overeengekomen.

 

CAO-AFSPRAKEN NIET VOOR NIETS
Het zou een behoorlijk zooitje worden als de werkgevers op eigen houtje wel allerlei arbeidsvoorwaarden aan werknemers konden aanbieden. Dan zou bijvoorbeeld een bonus kunnen worden toegekend voor alle gedragingen die de werkgever welgevallig zijn. Een premie voor niet ziek zijn. Extra uren verlof als je een collega op een fout betrapt en dit doorgeeft. Een loyaliteitstoeslag voor het steunen van je direct leidinggevende.
Daarom vinden de vakbonden het belangrijk dat de werkgevers zich aan de cao houden en niet toch arbeidsvoorwaarden aanbieden die niet met de vakbonden zijn overeengekomen. Ook al gaat het deze keer niet om individuele bonussen of loyaliteitstoeslagen, de CAO is de CAO en moet worden nageleefd. Alleen met vakbonden kun je afspraken maken over arbeidsvoorwaarden. Dat is een principieel punt.

 

NAAR DE RECHTER
FNV Havens en CNV Vakmensen hebben aan APMTR en APMT MVII de kans geboden om de misstap ongedaan te maken. Beide directies wilden de schending van de CAO-afspraken echter afdoen als procedureel geneuzel.
Zij proberen de aandacht van hun misstap afleiden door ons te verwijten dat wij uitnodigingen van APMTR en APMT MVII om te komen praten (over afspraken op
bedrijfsniveau) hebben afgeslagen. De vakbonden hebben echter steeds laten weten dat het maken van goede basisafspraken op sectorniveau – waarover we al sinds januari 2015 gesprekken voeren waar de beide APM terminals ook aan deelnemen – voor hen voor gaat.
Dat je niet met één partij afspraken maakt terwijl je tegelijkertijd met alle partijen in overleg bent over dezelfde onderwerpen, vinden wij een belangrijk aspect van betrouwbaarheid.

 

Het feit dat bonden het niet gepast vonden om te komen praten over werkzekerheidsafspraken op bedrijfsniveau, geeft de directies van APMTR en APMT MVII natuurlijk niet het recht om de cao dan maar aan de laars te lappen. En helemaal niet nu het gaat om een essentiële afspraak in de cao. Daarom zullen we nu de rechter vragen om het zogenaamd “aanvullen van individuele arbeidsovereenkomsten” te verbieden. Het is niet anders.

 

VERKENNENDE GESPREKKEN
Ondertussen vinden verkennende gesprekken plaats met werkgevers en HbR om te bezien of we het toch eens zouden kunnen worden over teksten van een sectoraal akkoord. Op een flink aantal punten lijken we elkaar wel te kunnen vinden. Maar er liggen momenteel nog vier geschilpunten. Het eerste is dat werkgevers vinden dat je lopende jaarcontracten gerust nog met een jaar kunt verlengen vóórdat er sprake is van “een vacature”. En voor twee van de drie vacatures geldt dat havenwerkers (met vast contract op 1 januari 2015) die bij een ander bedrijf boventallig zijn of dreigen te worden, voorrang hebben als die daarop solliciteren. Dat solliciteren wordt door diezelfde werkgevers wel onaantrekkelijk gemaakt: de werkzekerheidsgarantie vervalt dan en je begint weer met 0 (nul) dienstjaren.
Vakbonden vinden dat er ook sprake is van een vacature als je iemand op een functie kunt detacheren (waardoor hij al zijn rechten behoudt) en dat het verlengen van jaarcontracten in strijd is met de afspraak die we maakten: geen verdringing van vaste contracten door jaarcontracten. Bedenk bovendien dat met iedere verlenging van een jaarcontract de mogelijkheden voor bijvoorbeeld RPS’ers om aan het werk te blijven, maar ook voor collegiale in- en uitleen worden verkleind.
Het oplossen van de problemen van RPS is het tweede discussiepunt. Vakbonden werken er keihard aan om te bewerkstelligen dat voor iedere RPS’er die nog kan en wil werken, een arbeidsplaats gevonden wordt. We kijken niet alleen in de containersector, maar ook daar buiten. Toch zal een oplossing zonder medewerking van de grote containerterminals en de andere verhurende bedrijven niet te bereiken zijn. En zonder oplossing voor RPS geen akkoord, zeggen wij.
Het derde probleem is de positie van havenwerkers van de verhurende bedrijven. Die moet niet in de knel komen als de containerbedrijven straks meer en meer over en weer gaan inen uitlenen. Dat moet dus scherp in de peiling worden gehouden, en we zoeken nog naar een formulering die daar bij past.
Het vierde probleem is een “ontbindende voorwaarde” die werkgevers willen opnemen. Als een bedrijf echt in de problemen komt (dreigende discontinuïteit), zou de werkgarantie vervallen. Vakbonden vinden dat dit alleen maar kan gelden als die serieuze problemen een andere oorzaak hebben dan de transitie van lading. Als de containers bij één bedrijf worden weggehaald, maar elders in Rotterdam worden behandeld, blijft het werk immers in Rotterdam en moeten de havenwerkers dus gewoon aan het werk kunnen blijven.
Werkgevers remmen momenteel de voortgang van de verkennende gesprekken. Dat is irritant, maar we blijven knokken voor een goed resultaat.

 

FNV Havens en CNV Vakmensen